Op naar 100-duizend inwoners?
Een persoonlijke mening uit de Sprekershoek van Cees van de Ven
Begin vorige eeuw zijn de gemeenten Baartwijk, Waalwijk en Besoijen samengevoegd. Dat zelfde gebeurde ook met Sprang, Vrijhoeve en Cappele. In één lange straat (vandaar de naam De Langstraat) zijn die gemeenschappen destijds aan- en naar elkaar toe gegroeid. Ondanks dat natuurlijk proces, hoor je een eeuw later nog opmerkingen als Waalwijk ter sprake komt: maar ik woon in Besoijen of, enigszins verontschuldigend, maar ik kom eigenlijk uit Boark.
Van een geheel andere orde is de discussie die nu plaats vindt over de bestuurlijke inrichting van Nederland. Door efficiëncydenken wordt daadkrachtig op schaalvergroting afgestevend. Het lijkt er op dat de grote steden de discussie over decentralisatie al hebben gewonnen. Tot hun opluchting, hebben de in hun ogen bemoeizuchtige provincies zichzelf al laten marginaliseren. Tegelijkertijd krijgen gemeenten, groot en klein, van het Rijk grotere verantwoordelijkheden toebedeeld en moeten taken gaan uitvoeren die heel belangrijk zijn voor hun inwoners. Doordat tegelijkertijd bezuinigingen worden doorgevoerd, moeten de gemeenten meer gaan doen met minder geld. De gemeenten kunnen hiervoor niet zelf de nodige inkomsten genereren, want die bevoegdheid houdt het Rijk angstvallig voor zichzelf. Vooral kleinere gemeenten zullen daardoor in de problemen komen.
Volgens minister Plasterk ligt de oplossing voor dat probleem voor de hand. Kleine gemeenten samenvoegen tot clusters van 100-duizend inwoners. Samen met het toverwoord efficiëntie zullen alle problemen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Tegelijkertijd heeft dat tot gevolg, dat bijna niemand nog iets heeft met de gemeente. Op deze manier wordt de burger op afstand gezet en de betrokkenheid bij zijn gemeente geminimaliseerd. Dat heeft in dat grootstedelijk denken zo je ziet meerdere voordelen, want betrokkenheid en democratie zijn erg lastig als je efficiënt wilt werken. Bovendien kun je, evenals het bedrijfsleven, de burgers gewoon klant gaan noemen zonder dat ze zich beledigd voelen. Dus daarom marcheren we daadkrachtig naar gemeenten van minstens 100-duizend inwoners.
Nemen we met het instellen van grote zogenaamde efficiëntere overheidsorganisaties afscheid van het uitgangspunt dat gemeente en gemeenschap dienen samen te vallen? Of kan het ook anders? In de plaats daarvan kan immers ook gekozen worden voor het Duitse model. Daar hebben gemeenten weliswaar minder taken, maar wel die taken waarvoor kennis en betrokkenheid van de lokale omgeving buitengewoon belangrijk zijn. We leven nu in een veel grotere wereld dan toen begin vorige eeuw drie gemeenten werden samengevoegd tot één Waalwijk. Onder andere de belangstelling voor heemkundekringen bewijst dat, juist in die grotere wereld, nog meer dan vroeger behoefte is aan de eigen identiteit van de kleine gemeenschap. Als de minister zijn zin krijgt zullen steeds meer buurten en wijken zich samenbinden en in verweer komen tegen een onpersoonlijke en veraf bestuurlijke organisatie. Een organisatie die je nauwelijks nog representant kunt noemen van de eigen gemeenschap. In het kleine hechte dorp, De Moer, weet men al jaren, dat de nodige voorzieningen door hen zelf moeten worden bevochten en dikwijls ook nog gerealiseerd. Zaken zijn daar meestal niet tot stand gekomen, dankzij de gemeente, maar veeleer ondanks de bemoeizucht van de gemeente.
Anders dan bestuurlijke schaalvergroting zal veeleer de oplossing gevonden moeten worden in betere samenwerking met andere gemeenten. Daarbij is zeker zo belangrijk dat de gemeentelijke overheid samenwerking zoekt met de burgers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Een grote mate van wederzijdse betrokkenheid tussen de gemeente de burgers en hun gezamenlijke organisaties moet voelbaar aanwezig zijn.
De Moer, 25 februari 2013
Cees van de Ven
Om spam tegen te gaan graag vragen, opmerkingen of commentaar mailen naar